Schreeuwen, claimen, huilen, hallucinaties, wanen, instrumenteel agressief, splitten … kom maar op! Krabben, knijpen en duwen voeg ik er met genoegen aan toe. Indien gewenst krijgt u er nog copd, een halfzijdige verlamming of een vette reuma bij cadeau. Zelfs grensoverschrijdend gedrag is onderdeel van mijn repertoire. Ja, ook in daden, want iemand met dementie handelt vanuit het onderbrein, die zet geen sluwe taal in, die doet gewoon. Ik zeg niet dat ik het makkelijk vind om aan gevoelige lichaamsdelen van een vreemde te frunniken, maar puttend uit mijn emotie areaal kom ik daar wel uit.
Wat ik moeilijk vind zijn mensen die ‘van het padje zijn’ op een manier dat ze geen enkel contact met zichzelf hebben en voor anderen onbereikbaar zijn, verbaal noch non-verbaal. Ze verkeren in een andere wereld (mede) veroorzaakt door breinschade, maar bovenal ‘verkeren ze ergens waar niemand bij kan’.
Waarom dat moeilijk is? ‘t Vraagt iets gespletens. Het is niet het neerzetten van dergelijk gedrag dat lastig is, maar om als trainingsacteur mijn werk goed uit te voeren moet ik tegelijkertijd volledig in contact zijn, met mezelf en met de cursist. En in die tegenstelling zit de complexiteit van zo’n casus: speel uit contact, maar ben in contact.
Mensen zeggen wel eens: lijkt me leuk dat trainingsacteren, toneelspelen is mijn hobby. Het klinkt merkwaardig, maar t komt niet bij me op om mijn werk als trainingsacteur met toneelspelen te associëren.
Hoe ik het ervaar? Ik speel met emoties en gedrag en mijn lichaam, of beter gezegd mijn hele zijn, is het instrument waarmee en waardoor anderen kunnen leren. Levend lesmateriaal zeg ik ook wel eens of ik noem mezelf schertsend de pop voor het oefenen van de voorbehouden handelingen, maar dan eentje die praat en huilt.
Het is terecht als je me wijst op het feit dat ik in die beschrijving het woord spelen gebruik. Maar voor mij heeft dat eerlijk gezegd weinig raakvlakken met toneelspelen. Eerder met spelen in de zin van de spelende mens, de homo ludens, van Huizinga. De elementen onderzoeken, nieuwsgierig zijn, experimenten, uitzoeken zijn essentieel en veelvoorkomend in mijn werk, zeker als het gaat om onbegrepen gedrag van mensen met breinfalen.
Stel, we hebben een schaal met aan de ene kant theater en aan de andere kant educatie. Dan zit mijn werk als trainingsacteur dichter bij educatie dan bij theater, ondanks het begrip acteur in de functienaam. Mijn rol – ja, in meerdere betekenissen! – is bijzaak, ik ben slechts materiaal. Waar het allemaal om draait is het leerproces van de ander.
Ik vermoed dat dat de reden is waarom ik mijn werk NIET associeer met toneelspelen. Als je naar mijn loopbaan kijkt die grofweg liep van muziekonderwijs naar ict, van ict naar leren & ontwikkelen en van daar naar trainingsacteren; dan is trainingsacteren niet een afslag. Wel een voortzetting van dat leren, van die onderwijskant. Nieuwe middelen en fris materiaal toevoegend, vooral mezelf als instrument inzettend, waarbij ik ondertussen een even grote greep doe uit de kennis en ervaring uit de wereld van de muziek als uit de wereld van leren & ontwikkelen.