Toen ik na de zomerstop begon aan de eerste klus betrapte ik me vooraf op heuse kriebels. Nee, geen meegebrachte bedwantsen, jeukende muggenbulten of een teek die zich had vastgebeten. Onbestemde kriebels in m’n buik en een lichte weeheid die in de benen trekt. Herken je het gevoel? Ik dacht zelfs: oef, kan ik het nog wel, trainingsacteren? In het onderwijs had ik dat gevoel altijd na de zomervakantie en dan toog ik naar m’n werkplek alsof ik in een nieuwe functie startte.
Tijdens die eerste training (een module uit de leergang Management in de Zorg voor de VvAA – Vereniging van en voor medici en paramedici) viel het reuze mee met die kriebels. En naderhand wist ik weer precies waarom ik dit werk zo waanzinnig uitdagend en inspirerend vind: trainingsacteren is het leven in extreme vorm.
Je kent de ruimte niet waarin je gaat werken, soms is die groots en fris, soms volgepropt en benauwd. Je weet niet welke sfeer je aantreft, wat er is voorgevallen en hoe de barometer weerstand-motivatie erbij staat. Je hebt geen idee wat voor casussen je voorgelegd krijgt en wat voor types je moet spelen. Een onwillige werknemer, een grensoverschrijdende manager, een wazige bestuurder, een ongevoelige arts, een mantelzorger, een emotionele vrijwilliger, een knetterdirecte teamleider …
In het leven hebben we de illusie dat we kunnen controleren en vastzetten, maar stabiliteit bestaat niet, er is hooguit een moment van tijdelijke bestendigheid. Als je goed kijkt kun je niet anders dan constateren dat alles voortdurend in beweging is; zelfs wat solide en onverslijtbaar lijkt evolueert. De zekerheid die we (proberen te) creëren is een illusie.
Voor mij is trainingsacteren dat leven in extreme vorm: improviseren met wat me voor de voeten rolt, voortdurend in het nu zijn, want daar in het moment gebeurt het. Ben ik dan willoos overgeleverd? Nee. Ik zorg voor een goede verbinding met mezelf, met m’n lijf en gevoel en ik maak spieren en stem soepel … en dan … dan ga ik.
Het is: overgeven aan de onzekerheid en doen wat je kunt.