Heb jij wel eens een training gevolgd waarvan je dacht: waardeloos? Mij overkwam het een paar weken geleden. Achteraf was het een mooie spiegel maar wel eentje met een vergulde lijst: het prijskaartje tikte aan.
Al met al vond ik het nog lastig ook om het label slecht op de training te plakken omdat de trainers coryfeeën waren in de methodiek die getraind werd. En wie was ik, Berniesje Wessel, om daar een kritisch etiket op te plakken? Herken je dit, dat je iets goed aanvoelt, maar het denken je corrigeert?
Dus ik dubde en woog, dacht na over de essentie van scholingen en moest constateren dat mijn waarden ten aanzien van een goede training anders lagen. Later dacht ik na over de rol van trainer, de inhoud en didactische opbouw, hoe je cursisten instrueert, uitdaagt en veiligheid biedt, over werkvormen en afwisseling, over dialoog en respect, faciliteiten en sfeer. Maar ondanks dat wikken en wegen bleef mijn conclusie overeind. Daarna restte er vooral verbazing over het feit dat zo’n prijzige training op meerdere punten onvoldoende scoorde en dat ik dit echt-geen-goede-training vond.
Grappig dingetje, die verbazing. Leg ík de lat hoog? Onderschat ik mezelf? Is dit typisch vrouwelijk om je af te vragen wat er aan jou mankeert? Herken je dit mechanisme?
Die cursusdag, toen ik de kern van de methodiek doorhad en besefte dat het in wezen al in de laatjes van de trainingsacteur zat, sloeg de verveling toe: trainers die de cursus te vaak gegeven hadden en er rezen meer vraagtekens rond de inhoud. Wat ik ter plekke gedemonstreerd zag, strookte bijvoorbeeld niet met een van de kernwaarden waarop de methodiek stoelde (vond ik). Ik bleek niet de enige met dit soort vragen maar de dialoog tussen cursisten en trainers kwam niet echt van de grond.
Maar dan, tja, kritiek geven … Achteraf mopperen of een enquête invullen is eenvoudig, maar iemand rechtstreeks en respectvol vertellen wat je er van vindt, is je kwetsbaar opstellen.
De afloop? Na een halve cursusdag hield ik het voor gezien, stapte met een toch wel bonzend hart op de trainers af en legde uit waarom ik naar huis ging. Zwijgend keken ze me aan. Nou, doei, zei de één. Daag, zei de ander. Verbaasd dacht ik: huh, ‘t maakt jullie geen bal uit?! Verbaasd antwoordde ik: ajuus. En vertrok.
De conclusie – inderdaad, met nog steeds verbazing -: slechte trainingen bestaan, ook bij coryfeeën. En: mijn waarden liggen – gelukkig – anders.