Lang geleden maakten we deel uit van dezelfde groep mensen, helaas had de dynamiek van deze groep ons uit elkaar gedreven. We moesten niets meer van elkaar weten, we hadden zelfs een hekel aan elkaar gekregen. Maar op een dag moesten we elkaar noodgedwongen spreken over een urgente kwestie en we konden niet om elkaar heen.
Je stem klonk me na al die tijd vreemd in de oren maar dat kon ook door de telefoonverbinding komen. Je zei verdomd zinnige dingen, doordacht en raak. Ze troffen me. Ineens zag ik je vanuit een ander perspectief en voelde waardering voor datgene wat je zei. Maar na elke zin vulde je de lege ruimte naar de volgende zin op. Ik hoorde dat je dan nadacht en naar woorden zocht en ondertussen mompelde je uh. Niet één enkele of een lange opgerekte uh; het had iets van een voort hobbelende stotter. Ik kon de neiging niet inhouden en turfde; tussen elke twee zinnen telde ik er 4 tot zelfs 12 aan toe.
Waarom deed je dat? Waarom liet je geen stilte vallen?
Ik wist: de kwestie betrof jouw vakgebied en het bleek ook niet je verlegenheid om een gesprek met mij. Ik riep bijna: je laat je prachtige overwegingen ondersneeuwen met letterruis! Waar ben je bang voor? Stilte zou je woorden kracht geven, zou de luisteraar naar je verhaal zuigen.
In plaats van iets op te merken zweeg ik terwijl ik wist dat ik je er iets mee geven kon. Nog niet de kleinste opmerking maakte ik ondanks dat ik de regels van feedback geven door en door ken. Ik durfde niet en dacht: hoe belangrijk is het, uiteindelijk? Bang als ik was om de verbinding die na al die jaren groeide omwille van een uuuh te verbreken.
Roept mijn ervaring herkenning op? Heb jij weleens gehad, dat je een collega, een vriend of een dierbare iets wezenlijks wilde zeggen maar het niet durfde?