Stel je Michel voor. Een goedlachse man, beer van een kerel (1.80 m, fors overgewicht), die het iedereen naar de zin wil maken. Michel werkt meer dan 28 jaar in de zorg, is betrokken en vol liefde naar zijn cliënten met dementie.
We oefenen. Ik een verdrietig angstige cliënt, hij mijn verzorger.
Michel gaat met kalme bewegingen naast me zitten, draait naar me toe en praat op een warme betrokken toon waarbij hij oogcontact maakt en zijn hand met aandacht op mijn onderarm legt. Ik voel dat hij registreert of ik dat prettig vind. Ja, dat vind ik. Tot zover doet hij het top.
Daarna trekt hij alles uit de kast om me af te leiden: kopje koffie, het uitzicht, puzzelen. Vergeefs. Dan probeert hij me tot een gesprek over vroeger te verleiden. Ik voel hoe mijn onrust groeit en er borrelt irritatie van de stroom inmengingen die op mij “afgevuurd wordt”. Want ja, zo ervaar ik al die acties.
Naderhand bespreken we de situatie en ik benoem specifiek wat hij goed doet, maar ook wat mijn behoefte als cliënt is. Hij geeft aan dat hij me begrijpt en dat hij het nog eens wil oefenen. Daarop grijpt hij triomfantelijk naar de gebaksdoos met de resterende gebakjes die hij meebracht voor zijn verjaardag. Ik vermoed dat hij me toch niet begrepen heeft en voorzie dat ik als cliënt iets met die doos ga doen waar ik hem mee kwets.
Ik neem de doos over en daag hem uit om zonder hulpmiddel en zonder oplossingen bij de cliënt te zijn. Ik leg hem uit dat het gevraagde een stapje lastiger is, maar juist omdat hij zo prettig contact maakt en zo veel ervaring meebrengt, kan ik dit aan hem vragen.
We oefenen opnieuw. Michel gaat op dezelfde rustige manier zitten. Ik voel dat hij het spannend vindt zonder afleiding. Non verbaal geef ik een kleine aanmoedigende reactie. Hij pikt mijn aanmoediging op. Stil en aanwezig zit hij naast me, af en toe zegt hij iets (erkennend wat er is), maar hij is vooral stil en ik voel hoe hij zijn aandacht op mij rust. Hij wrijft niet troostend, hij klopt niet op de rug, hij leidt me niet af, hij gaat niet (onnodig) praten, hij is niet druk om het ongemak weg te nemen. Vanuit het perspectief van handelen doet hij nagenoeg niks, maar vanuit zijnsperspectief doet hij allemachtig veel: hij is er, met volle aandacht.
Het heeft een kalmerende uitwerking op me. Ik voel me niet meer alleen, er is iemand voor me, ik voel me gezien, getroost en er mag verdriet zijn.
In de nabespreking complimenteer ik Michel en benoem wat hij anders deed en de uitwerking die dat had.
Naderhand zegt een collega met wie hij al jaren samenwerkt:
ik heb de nieuwe Michel gezien, al het andere was de oude Michel.